“School’s out for summer, school’s out forever.” Alice Cooper spookt toepasselijk door het hoofd deze tijd van het jaar. In de versie anno 2020 lijkt er wel een extra couplet toegevoegd; “Corona’s over for summer, but maybe not forever.” Maar minstens tot het najaar, toch, hé…? We hebben ons best gedaan met een goed rapport als resultaat. Tijd om de teugels te vieren,laat de poorten open, de zomer en de terrasjes lonken. Niet zo voor de zittenblijvers, voor hen zijn er vakantietaken die de zomer overschaduwen. Niet dat ze hun best niet hebben gedaan, maar ze kunnen het zich niet veroorloven, ze behoren tot de risicogroep.
Zo voelt de situatie momenteel aan als risicopatiënt. De wereld rondom ons herneemt z’n oude leventje, maar wij blijven in ‘zelfquarantaine’ zoals dat zo mooi heet. Of toch zo veel mogelijk, want na vier maanden is de rek op uitstel voor sommige uitstappen of boodschappen ook wel bereikt en moeten we soms het huis uit. Er moet al eens naar het werk gegaan worden (al hebben wij daar het geluk dat ikzelf volledig en mijn partner ook grotendeels van thuis uit mogen werken). En eerlijk is eerlijk, wij hebben ook wel eens zin om onze familie te zien na al deze tijd. De basisregels zijn duidelijk; blijf thuis als je je ziek voelt, hou afstand, was je handen en draag een mondmasker wanneer de afstandsregels niet kunnen gehandhaafd worden. Als we dat met z’n allen doen krijgt het virus het ferm moeilijk om zich te verspreiden. Klinkt haalbaar niet? Maar toch wringt het schoentje daar blijkbaar, nieuwe omgangsvormen integreren zich niet zo snel, collectieve solidariteitsacties blijken een houdbaarheidsdatum te hebben en we vervallen al snel in oude gewoontes. De #nationalenaaiactie lijkt al weer ver weg en de burgerzin waarop we zouden moeten kunnen rekenen blijkt niet zo vanzelfsprekend.
Tot onze grote opluchting werden mondmaskers in winkels afgelopen zaterdag verplicht! De ontwijkingsdans die we er tot dan toe voortdurend deden is iets minder dwingend geworden. Maar buiten komen blijft stress betekenen, rondkijken, ontwijken, proberen op afstand te blijven en handen ontsmetten tot ze open liggen. Van elke uitstap wordt een risicoanalyse gemaakt; is het noodzakelijk, kan het niet online en welk tijdstip zou het beste zijn om te gaan?
Ik weet het, statistisch gezien blijven de besmetting, opnames en doden klein. Versoepeling was wel op z’n plaats. En een kleine uitspatting hier en daar kon die statistiek blijkbaar ook nog wel aan. Maar de vakantiemigraties en de huidige lichte stijgingen lijken weer een akelige voorbode. Risicopatiënten kunnen nooit rekenen op een marge. Eén besmet contact is voldoende voor een fatale afloop, geen tweede kans… Buitenkomen voelt daarom algauw aan als Russische roulette.
“Risicopatiënten kunnen nooit rekenen op een marge. Buitenkomen voelt daarom algauw aan als Russische roulette.“
Er wordt opgeroepen om extra voorzorgsmaatregelen te nemen voor mensen die tot de risicogroep behoren. Wat betekent dit? Dat wij helemaal niet meer buiten mogen komen? Hoe herken je de risicogroep om die extra voorzorgsmaatregelen te nemen? We zijn namelijk niet allemaal 65+ en ook niet allemaal met pensioen. Ook binnen de risicogroep moeten er mensen naar het werk en naar de winkel. En dat geldt ook voor hun partners, ouders en kinderen die schrik hebben om het virus in huis te brengen en zo een gevaar voor hun geliefde te zijn. Op welke maatregelen mogen zij rekenen?
Na de kinderen, horeca, cultuursector, reissector en alle andere belangengroepen die hun stem (terecht) lieten horen zouden ook wij, de risicogroep en hun mantelzorgers, graag gehoord worden als er aan maatregelen tegen groeiende en dalende risico’s wordt gesleuteld.
Dit is het tweede blogartikel van Wendy, 40 jaar, zelfstandig medevennoot in een bedrijf dat kunstwerken en gebouwen restaureert; Wendy kreeg in 2009, na een zoektocht van 2 jaar, de diagnose ‘idiopathische pulmonale arteriële hypertensie’. Haar eerste blogverhaal publiceerden we op 27 maart.
Pulmonale Hypertensie is een verhoogde bloeddruk in de vaten van de kleine bloedcirkel. De bloedvaten vernauwen waardoor de rechterhartkamer het steeds moeilijker krijgt om het bloed doorheen de vaten naar de longen te brengen en zo zuurstof op te halen. Op termijn treedt er hartfalen op, onbehandeld is de prognose 2 à 3 jaar. De ziekte is ongeneeslijk en progressief. Er bestaat wel medicatie om het proces te vertragen en (tijdelijk) te stabiliseren. Soms kan een hart-)longtransplantatie een uitweg bieden.