Een normale donderdagmorgen in mijn dagelijks leventje; opstaan, koffie maken, ontbijten en even op de tablet zien wat er in de wereld gebeurt. In de voormiddag enkele huishoudelijke taken uitvoeren, mails bekijken, medische verzorging en in de namiddag van thuis uit werken. Eten maken en dan naar de avondles.
Een donderdagmorgen in coronacrisis; op de avondles na is er eigenlijk niks veranderd. Toch niet in mijn interne wereldje. Of toch, ik zit niet alleen in onze bureau, naast mij zit mijn wederhelft die sinds deze week ook thuis werkt. De voordeur is op slot, niemand komt er nog in, zelfs de verzorging door de verpleegkundigen proberen we tot een minimum te beperken. En er is dat onrustige gevoel dat zich heeft genesteld in onze kleine cocon. De tablet, het venster op de buitenwereld biedt niet langer verstrooiing en informatie maar vooral onrust. Beelden uit Italië doen vrezen voor het ergste.
De ethische commissie werkt aanbevelingen uit voor de artsen wanneer het ook hier zover komt en er geen bedden genoeg zouden zijn in de ziekenhuizen. Even laat ik me meeslepen door de doemscenario’s in de media en zie zwart op wit de bedenking die de laatste week ook wel eens door m’n hoofd spookt; wat als men moet kiezen tussen patiënten die opgenomen worden? Wat als ik tijdens deze periode opgenomen moet worden, zelfs als dat niks met corona te maken heeft? Ik ben afhankelijk van een intraveneuze medicatie die niet onderbroken mag worden. Wat als mijn katheter verstopt raakt en ik binnen het half uur geholpen dien te worden?
In normale tijden zijn dit al spannende momenten, en ik ben me altijd al bewust geweest van het geluk om in een land te wonen waar we een fantastische gezondheidszorg hebben met een maximum aan kansen. Daardoor ben ik er nog. Wat als die kansen wegvallen of de omstandigheden veranderen waardoor de hulpverlening niet langer de diensten kunnen verlenen die ervoor zorgen dat patiënten zoals wij kunnen leven? Wij zijn de zwakkeren. Het doet beseffen hoe kwetsbaar we zijn.
Maar ach, laten we hopen dat het zo’n vaart niet loopt en over enkele weken deze worst case scenario’s terug mogen waar ze horen; stof vangen in een kast. Ze zijn nodig, al is het maar om iedereen te doen beseffen hoe belangrijk de maatregelingen zijn die de overheid treft. En voor de rest zullen we het hoofd maar koel houden, niet te veel wat-als-en en de doemscenario’s aan de media laten. Daar helpen we onszelf en onze omgeving niet mee vooruit.
Intussen gaat het goed hier in ons coconnetje. Straks ga ik naar boven om te werken, in tegenstelling tot mijn collega’s verandert er niet veel voor mij. Na het werk even op de hometrainer om de conditie op peil te houden. Eten klaarmaken en dan in de zetel tv kijken.
Sinds deze week weet ik dat deze leefstijl quarantaine heet en dat er wetenschappelijke studies zijn over de psychologische gevolgen ervan. Wel, neem het aan van een ervaringsdeskundige, met een beetje creativiteit valt die quarantaine best mee hoor.
Wendy, 40 jaar, zelfstandig medevennoot in een bedrijf dat kunstwerken en gebouwen restaureert; kreeg in 2009, na een zoektocht van 2 jaar, de diagnose ‘idiopathische pulmonale arteriële hypertensie’.
Pulmonale Hypertensie is een verhoogde bloeddruk in de vaten van de kleine bloedcirkel. De bloedvaten vernauwen waardoor de rechterhartkamer het steeds moeilijker krijgt om het bloed doorheen de vaten naar de longen te brengen en zo zuurstof op te halen. Op termijn treedt er hartfalen op, onbehandeld is de prognose 2 à 3 jaar. De ziekte is ongeneeslijk en progressief. Er bestaat wel medicatie om het proces te vertragen en (tijdelijk) te stabiliseren. Soms kan een hart-)longtransplantatie een uitweg bieden.